Bang voor E-nummers? Niet nodig!

Over E-nummers is heel veel te doen. Zeker nu enkele grote levensmiddelen- fabrikanten hebben aangekondigd E-nummers te weren uit hun producten. Volgens prof.dr. Fred Brouns, hoogleraar Health Food Innovation Maastricht UMC+, is die angst voor E-nummers helemaal niet nodig:

Er gaan allerlei wilde verhalen over de schadelijke effecten van E-nummers. Zo zouden E-nummers de hersenen aantasten, zorgen voor luchtweginfecties en darmstoornissen, chronische moeheid, haaruitval, migraine en zelfs schizofrenie. Kortom ze zouden levensgevaarlijk zijn. Dit blijkt angstzaaierij en stemmingsmakerij te zijn waar geen enkele grond voor bestaat. E-nummers zijn juist de best gecontroleerde stoffen in Europa met betrekking tot veiligheid binnen de wettelijk toegelaten hoeveelheden.

Wat zijn E-nummers eigenlijk? E-nummers zijn stoffen die aan industrieel geproduceerde voedingsmiddelen mogen worden toegevoegd, bijvoorbeeld als hulpstoffen ter verbetering van de bereiding, houdbaarheid, geur en smaak. Denk bijvoorbeeld aan smaakversterkers, kleurstoffen, conserveringsmiddelen ter ondersteuning van de houdbaarheid, et cetera.

Veel stoffen die een E-nummer hebben gekregen komen van nature voor in plantaardig of dierlijk voedsel. Ze kunnen daaruit worden gehaald (geëxtraheerd) of in een fabriek worden nagemaakt. Veel E-nummers zijn dus stoffen die ook gewoon in groenten en fruit zitten. Citroenzuur zorgt bijvoorbeeld voor de zure smaak van citroen. Maar het krijgt pas een E-nummer als het als hulpstof aan een voedingsmiddel wordt toegevoegd. Hetzelfde geldt voor kurkumine; de kleurstof die van nature in geelwortel voorkomt. Of voor pectine dat in appel en citrusvruchten voorkomt en gebruikt wordt om te geleren. Als de natuurlijke en de synthetische stof chemisch gezien identiek zijn, dan gaat ons lichaam er op exact dezelfde manier mee om.

Sommige hulpstoffen komen niet in de natuur voor en worden in een fabriek gesynthetiseerd. De veiligheid van dergelijke stoffen wordt bepaald aan de hand van zeer uitgebreide wetenschappelijke studies. Veilige toevoegingen aan levensmiddelen krijgen van de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA) een E-registratienummer. Het is een garantie dat de EFSA de stoffen gecontroleerd en veilig bevonden heeft binnen de toegelaten hoeveelheden.

Voor elke stof die als additief aan voeding mag worden toegevoegd wordt een ADI= Acceptabele Dagelijkse Inname- berekend. Dit gebeurt door een onafhankelijk internationaal panel van toxicologen. De ADI is de hoeveelheid van een stof die je levenslang elke dag binnen mag krijgen zonder dat dit aantoonbare negatieve effecten heeft op je gezondheid.

Een ADI verschilt per persoon en leeftijdscategorie. Daarom wordt de meest gevoelige groep als 'drempelwaarde' genomen zodat de ADI zelfs bij zeer kwetsbare mensen – zoals zwangeren en baby's – geen nadelige effecten oplevert. Als extra veiligheidsmarge wordt voor het vaststellen van de ADI-drempelwaarde een 100-voudige verlaging in acht genomen.

Volgens deze methode wordt wereldwijd aangenomen dat de berekende ADI-waarden absoluut veilig zijn. En door inachtneming van deze grote veiligheidsmarge is er geen sprake van de zo vaak ten onrechte gesuggereerde 'ongewenste stapeling' door de consumptie van meerdere producten met E-nummers.

Allergische reacties kunnen desalniettemin bij sommige personen optreden net zoals dat het geval is na het consumeren van 100% natuurlijk en onbewerkt voedsel. Denk bijvoorbeeld aan mensen met een pinda-allergie.

Waarom er dan toch zoveel wantrouwen is tegenover E-nummers? Dat is vooral te wijten aan de angstzaaierij en stemmingsmakerij van bloggers en niet-deskundigen op het internet. Zij baseren hun commentaar vaak op achterhaalde informatie en op internetcommentaren van anderen die klakkeloos voor waar worden aangenomen .

Hulpstoffen krijgen pas een E-nummer als de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid heeft vastgesteld dat ze verantwoord kunnen worden gebruikt. De angst voor de schadelijkheid van E-nummers is dus helemaal nergens voor nodig. Wel kan men zich afvragen of het gebruik van veel E-nummers wel nodig is. Veel productrecepturen zijn al jaren hetzelfde en hun samenstelling wordt zelden geëvalueerd. Wellicht blijkt dat de toevoeging van sommige additieven binnen de moderne procestechnieken helemaal niet meer nodig is. Een andere zaak is de vraag waarom men synthetische kleurstoffen zou willen gebruiken terwijl er ook natuurlijke voedselkleurstoffen beschikbaar zijn, zoals bijvoorbeeld rood uit de rode biet. Daar ligt met betrekking tot de productherformulering een inhaalslag voor de levensmiddelenindustrie.

Prof. dr. Fred Brouns,
Emeritus hoogleraar Health Food Innovation
Maastricht UMC+/Universiteit Maastricht

E-nummers
Foto iStock
Sluit de enquête