Dit moet je weten over cholesterol

verminder je cholesterol door goede en gezonde voeding
Je lichaam heeft cholesterol nodig om goed te kunnen functioneren. Maar… te veel cholesterol is niet goed: het vergroot het risico op hart- en vaatziekten. Gelukkig kun je heel wat doen om dat te voorkomen of te verhelpen. De experts van Maastricht UMC+ vertellen je alles wat je moet weten over cholesterol in tien vragen en antwoorden.

1. Wat is cholesterol eigenlijk?

Cholesterol dient als bouwstof voor onze cellen en hormonen. Het is een vetachtige stof die in kleine bolletjes (lipoproteïnedeeltjes) in ons bloed zitten. Die lipoproteïnedeeltjes transporteren het cholesterol door het bloed van het ene naar het andere orgaan. Het meeste cholesterol maken we zelf aan, in de lever. Een klein deel halen we uit onze voeding. In principe maakt het lichaam net zoveel cholesterol aan als we nodig hebben.

Cholesterol speelt een belangrijke rol in het functioneren van ons immuunsysteem. Als ergens in ons lichaam schade ontstaat – bijvoorbeeld door een ontsteking – maken we extra cholesterol aan dat via-via het afweersysteem activeert. Daarna zakt het cholesterolgehalte weer. Bij sommige mensen blijft het cholesterolgehalte echter hoog doordat zij chronisch last hebben van zogenaamde lagegraadsontstekingen, bijvoorbeeld als gevolg van een ongezonde leefstijl. Het cholesterol staat dan constant paraat om de schade te herstellen. En als afweercellen te hard gaan werken, veroorzaken ze juist ziektes.

2. Wat zijn de gevolgen van een te hoog cholesterolgehalte?

Te hoog cholesterol verhoogt het risico op aderverkalking en hart- en vaatziekten. Overtollig cholesterol (placques) kan tijdens het vervoer door je lichaam blijven plakken in de binnenwand van je bloedvaten. Door die plaques kan (slag)aderverkalking ontstaan. De bloedvaten slibben dan langzaam dicht waardoor het bloed minder makkelijk kan doorstromen naar allerlei organen. In het ergste geval wordt een (slag)ader helemaal afgesloten doordat een plaque scheurt, met mogelijk een hartinfarct of hersenbloeding tot gevolg. 

3. Is een te hoog cholesterolgehalte altijd slecht?

Dat is een ingewikkelde kwestie. Er bestaat namelijk niet één soort cholesterol. Je hebt slecht en goed cholesterol. Hoe ernstig een verhoogd cholesterolgehalte is, hangt af van de vraag hoe het cholesterol verdeeld is. LDL is slecht (denk aan: Loser), HDL is goed (denk aan: Hero). “Het LDL-cholesterol is allesbepalend voor het risico op hart- en vaatziekte”, zegt internist-vasculair geneeskundige prof. dr. Bram Kroon aan het Maastricht UMC+. “Hoe hoger het LDL, hoe groter het gevaar.” Het is namelijk het overtollig LDL-cholesterol dat plaques veroorzaakt. Het HDL-cholesterol beschermt ons juist tegen harten vaatziekten. 

Prof. Kroon: “Je kunt het HDL vergelijken met vuilnismannen die het slechte cholesterol opruimen en weer terugbrengen naar de lever. Daar wordt het afgebroken. Hoe meer vuilnismannen, hoe meer opruiming, hoe gunstiger.’ Om te kunnen bepalen of iemand risico loopt, kijken artsen naar de verhouding tussen dat slechte en dat goede cholesterol. En om het nog ingewikkelder te maken, onderzoeken ze ook nog het triglyceridengehalte (VLDL) – een ander type vet – in het bloed. Te veel daarvan kan ook zorgen voor slagaderverkalking. LDL+HDL+VLDL bepalen samen het totale cholesterolgehalte. 

Voor leken is dit bijna niet meer te volgen. Daarom vertaalt prof. dr. Jogchum Plat, hoogleraar Fysiologie van de Voeding aan het Maastricht UMC+, het in gewone-mensentaal: “Een verhoogd cholesterol is vooral een probleem als je een te hoog LDL hebt.”

4. Wanneer is mijn cholesterol te hoog?

Daar bestaat niet één bepaalde grenswaarde voor. Je kunt dus niet zeggen dat je onder een bepaald getal goed zit en daarboven opeens in de rode cijfers komt. Dat komt omdat het risico op hart- en vaatziekten geleidelijk toeneemt met het stijgen van het cholesterol. Prof. dr. Kroon noemt het een langzaam oplopende lijn: “Om het voor dokters makkelijker te maken, hanteren we zogeheten afkapwaarden. Dat houdt in dat als het LDL-cholesterol boven de 3 komt, moet je zorgen dat het lager wordt. Voor hartpatiënten is dat 1,8.” Over dat laatste getal woedt momenteel discussie. Zie ook vraag 10. 

5. Hoef ik me als vrouw minder zorgen om mijn cholesterol te maken dan een man?

Bijna een kwart (23,2 procent) van de Nederlanders tussen de 30 en 70 jaar loopt rond met een ongunstig cholesterolgehalte. Inderdaad zijn dat iets vaker mannen dan vrouwen. Dit heeft te maken met hormonen die bij vrouwen onder de 60 ervoor zorgen dat het HDL-cholesterol flink hoger is dan bij mannen. Maar boven de 60 draait die vergelijking om. 

“In de menopauze verandert de vetverhouding bij vrouwen, waardoor het HDL daalt en het slechte cholesterol toeneemt”, aldus prof. dr. Bram Kroon. Of hun cholesterol dan echt in de gevarenzone belandt, hangt ook van andere risicofactoren af, zoals een ongezonde leefstijl. In Limburg worden meer cholesterolverlagende medicijnen geslikt dan in de rest van Nederland. “Vooral in de Oostelijke Mijnstreek is het risico op hart- en vaatziekten hoger dan elders. Mensen hebben er doorgaans minder inkomen, eten vaker ongezond en hebben vaker overgewicht.”

6. Hoe merk ik dat mijn cholesterol verhoogd is?

Dat merk je niet. Plat noemt het daarom ‘een stille sluipmoordenaar’. Als je hoog scoort op het lijstje risicofactoren weet je natuurlijk zelf wel dat je slechtere kansen hebt dan een afgetrainde, groente-verorberende slanke den. Zeker weet je het pas als je de huisarts een bloedonderzoek laat doen. Prof. dr. Bram Kroon raadt mensen boven de 40 aan het een keer te laten checken, samen met een meting van onder meer de bloeddruk en het gewicht. 

“Sowieso goed,” zegt prof. Plat, “omdat je nooit weet hoe het ervoor staat en je misschien onbewust genetisch (erfelijk) belast bent.” Zijn alle uitslagen goed, dan hoef je pas na vijf jaar terug te komen. Anders eerder, want het cholesterol stijgt met de leeftijd.

7. Kan ik zelf iets doen om mijn cholesterol laag te houden of te krijgen?

En hoe! “Bij elke waarde moet je altijd kijken of je met verandering van leefstijl iets kunt bereiken. In het algemeen lukt het om zo het LDL-cholesterol met 15 tot 20 procent te verlagen”, zegt Kroon. Ook volgens Plat kun je met gezond leven in combinatie met gezond eten heel ver komen. “Daarmee kun je in veel gevallen keurig op die 2,5 voor het LDL uitkomen.”

8. En als dat nou niet lukt?

Het aantal terugvallers onder mensen die hun eetpatroon willen veranderen is enorm groot. Voor je het weet, zit je toch weer aan de Nonnevotten in plaats van aan de rijstwafels. Prof. dr. Plat snapt waardoor dat komt: “Behalve dat je niet te veel mag eten, moet je ook nog eens de goede dingen eten. Dat is een dubbele uitdaging. Als mensen merken dat het niet snel genoeg lukt om hun cholesterol omlaag te krijgen, gooien ze de boel vaak rigoureus om. Eten ze opeens bijna niks meer. Dat houdt niemand vol.”

Beter is het om kleine stapjes te maken, adviseert prof. dr. Plat. “Stel jezelf kleine, concrete doelen. Dat is wél te doen. Daarmee bouw je het langzaam op en blijk je op jaarbasis ineens wel veel veranderd te hebben. Zo eet en leef je ongemerkt veel gezonder.”

9. Helpt het eten van cholesterolverlagende margarine?

In de winkel kun je margarines kopen waaraan cholesterolverlagende plantaardige sterolen zijn toegevoegd. Volgens Plat is het nut van deze ‘functionele’ voeding in het verlagen van het LDL onomstotelijk bewezen. Ook bijvoorbeeld noten, oliën, groenten en zaden bevatten plantensterolen; dat verlaagt je cholesterolgehalte al een klein beetje. Verrijkte margarines bevatten echter hogere concentraties plantensterolen.

“Daarmee kun je je LDL wel met zo’n 10 tot 12 procent laten dalen. Nuttig voor mensen met een licht verhoogd cholesterol die (nog) geen medicijnen hoeven, maar wel moeten opletten. Waar echte winst geboekt zou kunnen worden is als we proberen de dosering medicatie iets te verlagen door er deze functionele voedingsmiddelen naast te zetten. Uiteindelijk is het effect vergelijkbaar, maar is er wellicht minder risico op bijwerkingen door medicijnen.”

10. Wanneer moet ik aan de medicijnen?

Artsen schrijven medicijnen voor als ze het risico op aandoeningen te groot achten en minder ingrijpende maatregelen als een gezondere leefstijl niet voldoende zijn. De behandeling start in principe met een statine; een medicijn dat de aanmaak van cholesterol in de lever remt. Statines worden meestal goed verdragen, maar kunnen ook bijwerkingen hebben. Vooral spierklachten worden vaak genoemd. Werkt een statine onvoldoende, dan krijgt de patiënt daarnaast ezetimibe voorgeschreven dat de opname van cholesterol bemoeilijkt. Gecombineerd kunnen deze medicijnen zo’n 50-60 procent daling van het cholesterol bewerkstelligen. Is het dan nog te hoog en heeft iemand een sterk verhoogd risico op hart- en vaatziekten, dan kunnen die tegenwoordig effectief worden behandeld met PCSK9-remmers.

Sluit de enquête